قَالَ هَٰذَا فِرَاقُ بَيْنِى وَبَيْنِكَ سَأُنَبِّئُكَ بِتَأْوِيلِ مَا لَمْ تَسْتَطِع عَّلَيْهِ صَبْرًا
Qala hatha firaqu baynee wabaynika saonabbioka bitaweeli ma lam tastatiAA AAalayhi sabran
Hij antwoordde: Dit zal eene scheiding tusschen mij en u zijn, maar ik zal u eerst de beteekenis verklaren van datgene, wat gij niet met geduld hebt kunnen afwachten.
أَمَّا ٱلسَّفِينَةُ فَكَانَتْ لِمَسَٰكِينَ يَعْمَلُونَ فِى ٱلْبَحْرِ فَأَرَدتُّ أَنْ أَعِيبَهَا وَكَانَ وَرَآءَهُم مَّلِكٌ يَأْخُذُ كُلَّ سَفِينَةٍ غَصْبًا
Amma alssafeenatu fakanat limasakeena yaAAmaloona fee albahri faaradtu an aAAeebaha wakana waraahum malikun yakhuthu kulla safeenatin ghasban
Het vaartuig behoorde aan zekere arme menschen, die hunne zaken op zee deden, en ik wilde het onbruikbaar maken, omdat er een koning achter hen was, die ieder goed schip met geweld nam.
وَأَمَّا ٱلْغُلَٰمُ فَكَانَ أَبَوَاهُ مُؤْمِنَيْنِ فَخَشِينَآ أَن يُرْهِقَهُمَا طُغْيَٰنًا وَكُفْرًا
Waamma alghulamu fakana abawahu muminayni fakhasheena an yurhiqahuma tughyanan wakufran
Wat den knaap betreft, zijne ouders waren ware geloovigen, en wij vreesden, dat hij, die een ongeloovige is, hen zou dwingen zijne verdorvenheid en zijn ondank te dulden.
فَأَرَدْنَآ أَن يُبْدِلَهُمَا رَبُّهُمَا خَيْرًا مِّنْهُ زَكَوٰةً وَأَقْرَبَ رُحْمًا
Faaradna an yubdilahuma rabbuhuma khayran minhu zakatan waaqraba ruhman
Daarom begeerden wij dat hun Heer hun een rechtvaardiger kind in ruil voor hem zou geven, en dat hen meer zou beminnen.
وَأَمَّا ٱلْجِدَارُ فَكَانَ لِغُلَٰمَيْنِ يَتِيمَيْنِ فِى ٱلْمَدِينَةِ وَكَانَ تَحْتَهُۥ كَنزٌ لَّهُمَا وَكَانَ أَبُوهُمَا صَٰلِحًا فَأَرَادَ رَبُّكَ أَن يَبْلُغَآ أَشُدَّهُمَا وَيَسْتَخْرِجَا كَنزَهُمَا رَحْمَةً مِّن رَّبِّكَ وَمَا فَعَلْتُهُۥ عَنْ أَمْرِى ذَٰلِكَ تَأْوِيلُ مَا لَمْ تَسْطِع عَّلَيْهِ صَبْرًا
Waamma aljidaru fakana lighulamayni yateemayni fee almadeenati wakana tahtahu kanzun lahuma wakana aboohuma salihan faarada rabbuka an yablugha ashuddahuma wayastakhrija kanzahuma rahmatan min rabbika wama faAAaltuhu AAan amree thalika taweelu ma lam tastiAA AAalayhi sabran
En de muur behoorde aan twee weesknapen der stad, en onder den muur was een schat verborgen, die hun behoorde, en hun vader was een rechtvaardig man, en het behaagde uw Heer, dat zij hunnen vollen ouderdom zouden bereiken en hunnen schat zouden wegnemen door de genade van uwen Heer; en ik deed, wat gij gezien hebt, niet uit eigen wil, maar door Gods leiding. Dit is de vertolking van hetgeen gij niet met geduld hebt kunnen afwachten.
وَيَسْـَٔلُونَكَ عَن ذِى ٱلْقَرْنَيْنِ قُلْ سَأَتْلُوا۟ عَلَيْكُم مِّنْهُ ذِكْرًا
Wayasaloonaka AAan thee alqarnayni qul saatloo AAalaykum minhu thikran
De Joden zullen u ondervragen nopens Dhoe'lkarnein. Antwoord; Ik zal u zijne geschiedenis verhalen.
إِنَّا مَكَّنَّا لَهُۥ فِى ٱلْأَرْضِ وَءَاتَيْنَٰهُ مِن كُلِّ شَىْءٍ سَبَبًا
Inna makkanna lahu fee alardi waataynahu min kulli shayin sababan
Wij maakten hem machtig op aarde en wij gaven hem de middelen om alles te doen wat hem behaagde.
حَتَّىٰٓ إِذَا بَلَغَ مَغْرِبَ ٱلشَّمْسِ وَجَدَهَا تَغْرُبُ فِى عَيْنٍ حَمِئَةٍ وَوَجَدَ عِندَهَا قَوْمًا قُلْنَا يَٰذَا ٱلْقَرْنَيْنِ إِمَّآ أَن تُعَذِّبَ وَإِمَّآ أَن تَتَّخِذَ فِيهِمْ حُسْنًا
Hatta itha balagha maghriba alshshamsi wajadaha taghrubu fee AAaynin hamiatin wawajada AAindaha qawman qulna ya tha alqarnayni imma an tuAAaththiba waimma an tattakhitha feehim husnan
Tot hij aan de plaats kwam waar de zon onderging, en hij zag dat die in eene bron van zwart slijk onderging; en hij vond zeker volk in hare nabijheid. En wij zeiden: O Dhoe'lkarnein! straf dit volk, of behandel het edelmoedig.
قَالَ أَمَّا مَن ظَلَمَ فَسَوْفَ نُعَذِّبُهُۥ ثُمَّ يُرَدُّ إِلَىٰ رَبِّهِۦ فَيُعَذِّبُهُۥ عَذَابًا نُّكْرًا
Qala amma man thalama fasawfa nuAAaththibuhu thumma yuraddu ila rabbihi fayuAAaththibuhu AAathaban nukran
Hij antwoordde: Wie hunner onrechtvaardigheid bedrijft, zullen wij zekerlijk in deze wereld straffen, daarna zal hij tot zijn Heer terugkeeren en deze zal hem met eene gestrenge straf kastijden.
Contact Us
Thanks for reaching out.
We'll get back to you soon.