قَالَ أَرَءَيْتَ إِذْ أَوَيْنَآ إِلَى ٱلصَّخْرَةِ فَإِنِّى نَسِيتُ ٱلْحُوتَ وَمَآ أَنسَىٰنِيهُ إِلَّا ٱلشَّيْطَٰنُ أَنْ أَذْكُرَهُۥ وَٱتَّخَذَ سَبِيلَهُۥ فِى ٱلْبَحْرِ عَجَبًا
Qala araayta ith awayna ila alssakhrati fainnee naseetu alhoota wama ansaneehu illa alshshaytanu an athkurahu waittakhatha sabeelahu fee albahri AAajaban
Zijn dienaar antwoordde: Weet gij wat mij is overkomen. Toen wij ons nabij de rots ophielden, vergat ik waarlijk den visch, en niemand deed mij dien anders vergeten dan Satan, opdat ik u dien niet zou herinneren. En de visch nam zijn weg, op wonderdadige wijze, in de zee.
قَالَ ذَٰلِكَ مَا كُنَّا نَبْغِ فَٱرْتَدَّا عَلَىٰٓ ءَاثَارِهِمَا قَصَصًا
Qala thalika ma kunna nabghi fairtadda AAala atharihima qasasan
Mozes zeide: Dit is wanneer wij hebben gezocht, en zij wendden zich beiden om en keerden den weg terug, langs welken zij waren gekomen.
فَوَجَدَا عَبْدًا مِّنْ عِبَادِنَآ ءَاتَيْنَٰهُ رَحْمَةً مِّنْ عِندِنَا وَعَلَّمْنَٰهُ مِن لَّدُنَّا عِلْمًا
Fawajada AAabdan min AAibadina ataynahu rahmatan min AAindina waAAallamnahu min ladunna AAilman
Toen zij nabij de rots kwamen, vonden zij een onzer dienaren, wien wij onze genade verleend, en met onze wijsheid onderricht hadden.
قَالَ لَهُۥ مُوسَىٰ هَلْ أَتَّبِعُكَ عَلَىٰٓ أَن تُعَلِّمَنِ مِمَّا عُلِّمْتَ رُشْدًا
Qala lahu moosa hal attabiAAuka AAala an tuAAallimani mimma AAullimta rushdan
En Mozes zeide tot hem: Zal ik u volgen, opdat gij mij een deel zoudt kunnen leeren van hetgeen u werd onderwezen, als eene richting voor mij?
قَالَ إِنَّكَ لَن تَسْتَطِيعَ مَعِىَ صَبْرًا
Qala innaka lan tastateeAAa maAAiya sabran
Hij antwoordde: Gij kunt waarlijk niet bij mij blijven.
وَكَيْفَ تَصْبِرُ عَلَىٰ مَا لَمْ تُحِطْ بِهِۦ خُبْرًا
Wakayfa tasbiru AAala ma lam tuhit bihi khubran
Want hoe kunt gij deze dingen geduldig doorstaan, waarvan gij de beteekenis niet begrijpt?
قَالَ سَتَجِدُنِىٓ إِن شَآءَ ٱللَّهُ صَابِرًا وَلَآ أَعْصِى لَكَ أَمْرًا
Qala satajidunee in shaa Allahu sabiran wala aAAsee laka amran
Mozes antwoordde: Gij zult zien, dat ik geduldig zal wezen, indien het God behaagt: Ik zal u in niets ongehoorzaam zijn.
قَالَ فَإِنِ ٱتَّبَعْتَنِى فَلَا تَسْـَٔلْنِى عَن شَىْءٍ حَتَّىٰٓ أُحْدِثَ لَكَ مِنْهُ ذِكْرًا
Qala faini ittabaAAtanee fala tasalnee AAan shayin hatta ohditha laka minhu thikran
Hij zeide: Indien gij mij dus volgt, ondervraag mij dan nopens niets, tot ik u de bedoeling daarvan verklaar.
فَٱنطَلَقَا حَتَّىٰٓ إِذَا رَكِبَا فِى ٱلسَّفِينَةِ خَرَقَهَا قَالَ أَخَرَقْتَهَا لِتُغْرِقَ أَهْلَهَا لَقَدْ جِئْتَ شَيْـًٔا إِمْرًا
Faintalaqa hatta itha rakiba fee alssafeenati kharaqaha qala akharaqtaha litughriqa ahlaha laqad jita shayan imran
Zij begaven zich daarop beiden naar het strand der zee en beklommen een schip, en hij maakte er een gat in. En Mozes zeide tot hem: Hebt gij er een gat in gemaakt om degenen te doen verdrinken die aan boord zijn? Thans hebt gij een vreemde zaak bedreven.
قَالَ أَلَمْ أَقُلْ إِنَّكَ لَن تَسْتَطِيعَ مَعِىَ صَبْرًا
Qala alam aqul innaka lan tastateeAAa maAAiya sabran
Hij antwoordde: Heb ik u niet gezegd, dat gij niet geduldig genoeg zoudt zijn, om bij mij te kunnen blijven?
Contact Us
Thanks for reaching out.
We'll get back to you soon.