Baca Surah Yusufdengan terjemahan
ثُمَّ يَأْتِى مِنۢ بَعْدِ ذَٰلِكَ عَامٌ فِيهِ يُغَاثُ ٱلنَّاسُ وَفِيهِ يَعْصِرُونَ
Thumma yatee min baAAdi thalika AAamun feehi yughathu alnnasu wafeehi yaAAsiroona
Dan zal er een jaar komen, dat de menschen veel regen hebben en de druiven uitpersen zullen.
وَقَالَ ٱلْمَلِكُ ٱئْتُونِى بِهِۦ فَلَمَّا جَآءَهُ ٱلرَّسُولُ قَالَ ٱرْجِعْ إِلَىٰ رَبِّكَ فَسْـَٔلْهُ مَا بَالُ ٱلنِّسْوَةِ ٱلَّٰتِى قَطَّعْنَ أَيْدِيَهُنَّ إِنَّ رَبِّى بِكَيْدِهِنَّ عَلِيمٌ
Waqala almaliku itoonee bihi falamma jaahu alrrasoolu qala irjiAA ila rabbika faisalhu ma balu alnniswati allatee qattaAAna aydiyahunna inna rabbee bikaydihinna AAaleemun
En toen de opperschenker dit had overgebracht, zeide de Koning: Breng hem tot mij. En toen de boodschapper tot Jozef kwam, zeide deze: Keer tot uwen heer terug en vraag hem af, wat de bedoeling der vrouwen was, die hare handen afsneden; want mijn Heer kent den valstrik wel dien zij mij spannen
قَالَ مَا خَطْبُكُنَّ إِذْ رَٰوَدتُّنَّ يُوسُفَ عَن نَّفْسِهِۦ قُلْنَ حَٰشَ لِلَّهِ مَا عَلِمْنَا عَلَيْهِ مِن سُوٓءٍ قَالَتِ ٱمْرَأَتُ ٱلْعَزِيزِ ٱلْـَٰٔنَ حَصْحَصَ ٱلْحَقُّ أَنَا۠ رَٰوَدتُّهُۥ عَن نَّفْسِهِۦ وَإِنَّهُۥ لَمِنَ ٱلصَّٰدِقِينَ
Qala ma khatbukunna ith rawadtunna yoosufa AAan nafsihi qulna hasha lillahi ma AAalimna AAalayhi min sooin qalati imraatu alAAazeezi alana hashasa alhaqqu ana rawadtuhu AAan nafsihi wainnahu lamina alssadiqeena
En toen de vrouwen voor den koning waren verzameld, zeide hij tot haar: Wat was uwe bedoeling toen gij Jozef tot eene onwettige liefde aanspoordet? Zij antwoordden: God zij geloofd! Wij weten geen kwaad van hem. De vrouw van den edelman (Aziz) zeide: Thans is de waarheid duidelijk geworden: Ik verzocht hem bij mij te liggen, en hij is een dergenen die waarheid spreken.
ذَٰلِكَ لِيَعْلَمَ أَنِّى لَمْ أَخُنْهُ بِٱلْغَيْبِ وَأَنَّ ٱللَّهَ لَا يَهْدِى كَيْدَ ٱلْخَآئِنِينَ
Thalika liyaAAlama annee lam akhunhu bialghaybi waanna Allaha la yahdee kayda alkhaineena
En toen Jozef daarmede bekend was, zeide hij: Deze ontdekking heeft thans plaats gehad, opdat mijn heer wete, dat ik hem niet ongetrouw was tijdens zijne afwezigheid, en dat God den aanslag der bedriegers niet leidt.
وَمَآ أُبَرِّئُ نَفْسِىٓ إِنَّ ٱلنَّفْسَ لَأَمَّارَةٌۢ بِٱلسُّوٓءِ إِلَّا مَا رَحِمَ رَبِّىٓ إِنَّ رَبِّى غَفُورٌ رَّحِيمٌ
Wama obarrio nafsee inna alnnafsa laammaratun bialssooi illa ma rahima rabbee inna rabbee ghafoorun raheemun
Ik wil mij ook niet volstrekt rechtvaardigen want iedere ziel is aan het kwaad onderworpen, uitgenomen degene voor wie mijn Heer genade heeft; want mijn Heer is genadig en barmhartig.
وَقَالَ ٱلْمَلِكُ ٱئْتُونِى بِهِۦٓ أَسْتَخْلِصْهُ لِنَفْسِى فَلَمَّا كَلَّمَهُۥ قَالَ إِنَّكَ ٱلْيَوْمَ لَدَيْنَا مَكِينٌ أَمِينٌ
Waqala almaliku itoonee bihi astakhlishu linafsee falamma kallamahu qala innaka alyawma ladayna makeenun ameenun
En de koning zeide: Breng hem tot mij, ik wil hem in mijnen eigenen en bijzonderen dienst nemen. En toen Jozef tot den koning was gevoerd en hij met hem gesproken had, zeide de vorst: Van heden af zijt gij vast bij ons geplaatst, en gij zult met onze zaken vertrouwd zijn.
قَالَ ٱجْعَلْنِى عَلَىٰ خَزَآئِنِ ٱلْأَرْضِ إِنِّى حَفِيظٌ عَلِيمٌ
Qala ijAAalnee AAala khazaini alardi innee hafeethun AAaleemun
Jozef antwoordde: Geef mij het beheer over de voorraadplaatsen van het land; want ik zal daarvan een verstandige bewaarder zijn.
وَكَذَٰلِكَ مَكَّنَّا لِيُوسُفَ فِى ٱلْأَرْضِ يَتَبَوَّأُ مِنْهَا حَيْثُ يَشَآءُ نُصِيبُ بِرَحْمَتِنَا مَن نَّشَآءُ وَلَا نُضِيعُ أَجْرَ ٱلْمُحْسِنِينَ
Wakathalika makanna liyoosufa fee alardi yatabawwao minha haythu yashao nuseebu birahmatina man nashao wala nudeeAAu ajra almuhsineena
Zoo plaatsten wij Jozef in het land, opdat hij zich daarin eene woning zou kiezen, waar het hem mocht behagen. Wij schenken onze genade aan wien het ons behaagt, en wij laten de belooning niet verloren gaan van hen die goed handelen.
وَلَأَجْرُ ٱلْءَاخِرَةِ خَيْرٌ لِّلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَكَانُوا۟ يَتَّقُونَ
Walaajru alakhirati khayrun lillatheena amanoo wakanoo yattaqoona
En waarlijk, de belooning van het volgende leven is beter voor hen die gelooven en God vreezen.
وَجَآءَ إِخْوَةُ يُوسُفَ فَدَخَلُوا۟ عَلَيْهِ فَعَرَفَهُمْ وَهُمْ لَهُۥ مُنكِرُونَ
Wajaa ikhwatu yoosufa fadakhaloo AAalayhi faAAarafahum wahum lahu munkiroona
Vervolgens kwamen Jozefs broederen en wendden zich tot hem, en hij herkende hen, doch zij herkenden hem niet.
Contact Us

Thanks for reaching out.
We'll get back to you soon.