وَقُلِ ٱلْحَقُّ مِن رَّبِّكُمْ فَمَن شَآءَ فَلْيُؤْمِن وَمَن شَآءَ فَلْيَكْفُرْ إِنَّآ أَعْتَدْنَا لِلظَّٰلِمِينَ نَارًا أَحَاطَ بِهِمْ سُرَادِقُهَا وَإِن يَسْتَغِيثُوا۟ يُغَاثُوا۟ بِمَآءٍ كَٱلْمُهْلِ يَشْوِى ٱلْوُجُوهَ بِئْسَ ٱلشَّرَابُ وَسَآءَتْ مُرْتَفَقًا
Waquli alhaqqu min rabbikum faman shaa falyumin waman shaa falyakfur inna aAAtadna lilththalimeena naran ahata bihim suradiquha wain yastagheethoo yughathoo bimain kaalmuhli yashwee alwujooha bisa alshsharabu wasaat murtafaqan
En zeg: De waarheid is van uwen Heer; laat dus ieder, naar hij wil, gelooven of ongeloovig zijn. Waarlijk, wij hebben den onrechtvaardige het hellevuur bereid, waarvan de rook en de vlam hem als eene tent zullen omringen. En als zij hulp verlangen, zal men hun water geven, gloeiend als gesmolten metaal, waardoor hunne aangezichten zullen verbrand worden. Welk eene ellendige vergelding, en welk een onzalig verblijf!
إِنَّ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَعَمِلُوا۟ ٱلصَّٰلِحَٰتِ إِنَّا لَا نُضِيعُ أَجْرَ مَنْ أَحْسَنَ عَمَلًا
Inna allatheena amanoo waAAamiloo alssalihati inna la nudeeAAu ajra man ahsana AAamalan
Wat hen betreft, die gelooven en goede werken doen, wij zullen de belooning van degenen, die rechtvaardigheid oefenen, niet doen verloren gaan.
أُو۟لَٰٓئِكَ لَهُمْ جَنَّٰتُ عَدْنٍ تَجْرِى مِن تَحْتِهِمُ ٱلْأَنْهَٰرُ يُحَلَّوْنَ فِيهَا مِنْ أَسَاوِرَ مِن ذَهَبٍ وَيَلْبَسُونَ ثِيَابًا خُضْرًا مِّن سُندُسٍ وَإِسْتَبْرَقٍ مُّتَّكِـِٔينَ فِيهَا عَلَى ٱلْأَرَآئِكِ نِعْمَ ٱلثَّوَابُ وَحَسُنَتْ مُرْتَفَقًا
Olaika lahum jannatu AAadnin tajree min tahtihimu alanharu yuhallawna feeha min asawira min thahabin wayalbasoona thiyaban khudran min sundusin waistabraqin muttakieena feeha AAala alaraiki niAAma alththawabu wahasunat murtafaqan
Voor hen zijn tuinen tot eeuwig verblijf gereed gemaakt, die door rivieren zullen worden besproeid; zij zullen daarin met gouden armbanden worden versierd, en met groene kleederen van fijne zijde en satijn gekleed worden, terwijl zij op tronen zullen zitten. Welk eene heerlijke belooning en welk een gemakkelijk verblijf!
وَٱضْرِبْ لَهُم مَّثَلًا رَّجُلَيْنِ جَعَلْنَا لِأَحَدِهِمَا جَنَّتَيْنِ مِنْ أَعْنَٰبٍ وَحَفَفْنَٰهُمَا بِنَخْلٍ وَجَعَلْنَا بَيْنَهُمَا زَرْعًا
Waidrib lahum mathalan rajulayni jaAAalna liahadihima jannatayni min aAAnabin wahafafnahuma binakhlin wajaAAalna baynahuma zarAAan
Stel hun als een vergelijking twee menschen voor, van welke wij aan een twee wijngaarden hebben geschonken en welke wij met palmboomen hebben omringd, terwijl wij koorn tusschen die beiden hebben doen opgroeien.
كِلْتَا ٱلْجَنَّتَيْنِ ءَاتَتْ أُكُلَهَا وَلَمْ تَظْلِم مِّنْهُ شَيْـًٔا وَفَجَّرْنَا خِلَٰلَهُمَا نَهَرًا
Kilta aljannatayni atat okulaha walam tathlim minhu shayan wafajjarna khilalahuma naharan
Ieder der tuinen bracht elk jaargetijde zijne vruchten voort, en zij waren niet onvruchtbaar. En wij deden eene rivier in het midden daarvan stroomen,
وَكَانَ لَهُۥ ثَمَرٌ فَقَالَ لِصَٰحِبِهِۦ وَهُوَ يُحَاوِرُهُۥٓ أَنَا۠ أَكْثَرُ مِنكَ مَالًا وَأَعَزُّ نَفَرًا
Wakana lahu thamarun faqala lisahibihi wahuwa yuhawiruhu ana aktharu minka malan waaAAazzu nafaran
En hij bezat een grooten overvloed. En hij zeide tot zijn makker, terwijl hij met hem redetwistte: Ik ben rijker dan gij, en bezit een talrijker gezin.
وَدَخَلَ جَنَّتَهُۥ وَهُوَ ظَالِمٌ لِّنَفْسِهِۦ قَالَ مَآ أَظُنُّ أَن تَبِيدَ هَٰذِهِۦٓ أَبَدًا
Wadakhala jannatahu wahuwa thalimun linafsihi qala ma athunnu an tabeeda hathihi abadan
En hij ging in zijn tuin, terwijl hij aan onrechtvaardigheid jegens zijne eigene ziel schuldig was, en zeide: Ik denk niet dat deze tuin ooit zal vervallen.
وَمَآ أَظُنُّ ٱلسَّاعَةَ قَآئِمَةً وَلَئِن رُّدِدتُّ إِلَىٰ رَبِّى لَأَجِدَنَّ خَيْرًا مِّنْهَا مُنقَلَبًا
Wama athunnu alssaAAata qaimatan walain rudidtu ila rabbee laajidanna khayran minha munqalaban
Ik geloof niet, dat het jongste uur zal aanbreken, en indien ik tot mijn Heer zou terugkeeren, zou ik een beteren tuin dan dezen in ruil vinden
قَالَ لَهُۥ صَاحِبُهُۥ وَهُوَ يُحَاوِرُهُۥٓ أَكَفَرْتَ بِٱلَّذِى خَلَقَكَ مِن تُرَابٍ ثُمَّ مِن نُّطْفَةٍ ثُمَّ سَوَّىٰكَ رَجُلًا
Qala lahu sahibuhu wahuwa yuhawiruhu akafarta biallathee khalaqaka min turabin thumma min nutfatin thumma sawwaka rajulan
En zijn makker zeide, redetwistende, tot hem: Gelooft gij niet in hem, die u uit stof schiep en daarna uit zaad voortbracht, en u vervolgens tot een volmaakt mensch heeft gevormd?
لَّٰكِنَّا۠ هُوَ ٱللَّهُ رَبِّى وَلَآ أُشْرِكُ بِرَبِّىٓ أَحَدًا
Lakinna huwa Allahu rabbee wala oshriku birabbee ahadan
Wat mij betreft, God is mijn Heer, en ik zal geene andere godheid met mijn Heer vermengen.
Contact Us
Thanks for reaching out.
We'll get back to you soon.