قَالَ أَلَمْ أَقُلْ إِنَّكَ لَن تَسْتَطِيعَ مَعِىَ صَبْرًا
Qala alam aqul innaka lan tastateeAAa maAAiya sabran
Hij antwoordde: Heb ik u niet gezegd, dat gij niet geduldig genoeg zoudt zijn, om bij mij te kunnen blijven?
قَالَ لَا تُؤَاخِذْنِى بِمَا نَسِيتُ وَلَا تُرْهِقْنِى مِنْ أَمْرِى عُسْرًا
Qala la tuakhithnee bima naseetu wala turhiqnee min amree AAusran
Mozes zeide: Gisp mij niet, omdat ik uw bevel heb vergeten en leg mij geene te groote moeielijkheid op in hetgeen mij wordt bevolen.
فَٱنطَلَقَا حَتَّىٰٓ إِذَا لَقِيَا غُلَٰمًا فَقَتَلَهُۥ قَالَ أَقَتَلْتَ نَفْسًا زَكِيَّةًۢ بِغَيْرِ نَفْسٍ لَّقَدْ جِئْتَ شَيْـًٔا نُّكْرًا
Faintalaqa hatta itha laqiya ghulaman faqatalahu qala aqatalta nafsan zakiyyatan bighayri nafsin laqad jita shayan nukran
Zij verlieten dus het schip en gingen voort, tot zij een jongeling ontmoeten; en hij doodde hem. Mozes zeide: Hebt gij een onschuldigen persoon gedood, zonder dat deze een ander heeft gedood? Gij hebt eene onrechtvaardige daad bedreven.
قَالَ أَلَمْ أَقُل لَّكَ إِنَّكَ لَن تَسْتَطِيعَ مَعِىَ صَبْرًا
Qala alam aqul laka innaka lan tastateeAAa maAAiya sabran
Hij antwoordde: Heb ik u niet gezegd, dat gij niet bij mij zoudt kunnen blijven?
قَالَ إِن سَأَلْتُكَ عَن شَىْءٍۭ بَعْدَهَا فَلَا تُصَٰحِبْنِى قَدْ بَلَغْتَ مِن لَّدُنِّى عُذْرًا
Qala in saaltuka AAan shayin baAAdaha fala tusahibnee qad balaghta min ladunnee AAuthran
Mozes zeide: Indien ik u voortaan omtrent iets ondervraag, sta mij dan niet toe, u te vergezellen: verschoon mij thans.
فَٱنطَلَقَا حَتَّىٰٓ إِذَآ أَتَيَآ أَهْلَ قَرْيَةٍ ٱسْتَطْعَمَآ أَهْلَهَا فَأَبَوْا۟ أَن يُضَيِّفُوهُمَا فَوَجَدَا فِيهَا جِدَارًا يُرِيدُ أَن يَنقَضَّ فَأَقَامَهُۥ قَالَ لَوْ شِئْتَ لَتَّخَذْتَ عَلَيْهِ أَجْرًا
Faintalaqa hatta itha ataya ahla qaryatin istatAAama ahlaha faabaw an yudayyifoohuma fawajada feeha jidaran yureedu an yanqadda faaqamahu qala law shita laittakhathta AAalayhi ajran
Zij gingen dus verder, tot zij bij de inwoners van zekere stad kwamen, en zij vroegen die inwoners om voedsel; doch deze weigerde hen te ontvangen. En zij vonden daar een muur staan, die op het punt was van om te storten, en hij zette dien overeind. Daarop zeide Mozes tot hem: Indien gij hadt gewild, zoudt gij zeker eene belooning daarvoor hebben ontvangen.
قَالَ هَٰذَا فِرَاقُ بَيْنِى وَبَيْنِكَ سَأُنَبِّئُكَ بِتَأْوِيلِ مَا لَمْ تَسْتَطِع عَّلَيْهِ صَبْرًا
Qala hatha firaqu baynee wabaynika saonabbioka bitaweeli ma lam tastatiAA AAalayhi sabran
Hij antwoordde: Dit zal eene scheiding tusschen mij en u zijn, maar ik zal u eerst de beteekenis verklaren van datgene, wat gij niet met geduld hebt kunnen afwachten.
أَمَّا ٱلسَّفِينَةُ فَكَانَتْ لِمَسَٰكِينَ يَعْمَلُونَ فِى ٱلْبَحْرِ فَأَرَدتُّ أَنْ أَعِيبَهَا وَكَانَ وَرَآءَهُم مَّلِكٌ يَأْخُذُ كُلَّ سَفِينَةٍ غَصْبًا
Amma alssafeenatu fakanat limasakeena yaAAmaloona fee albahri faaradtu an aAAeebaha wakana waraahum malikun yakhuthu kulla safeenatin ghasban
Het vaartuig behoorde aan zekere arme menschen, die hunne zaken op zee deden, en ik wilde het onbruikbaar maken, omdat er een koning achter hen was, die ieder goed schip met geweld nam.
وَأَمَّا ٱلْغُلَٰمُ فَكَانَ أَبَوَاهُ مُؤْمِنَيْنِ فَخَشِينَآ أَن يُرْهِقَهُمَا طُغْيَٰنًا وَكُفْرًا
Waamma alghulamu fakana abawahu muminayni fakhasheena an yurhiqahuma tughyanan wakufran
Wat den knaap betreft, zijne ouders waren ware geloovigen, en wij vreesden, dat hij, die een ongeloovige is, hen zou dwingen zijne verdorvenheid en zijn ondank te dulden.
فَأَرَدْنَآ أَن يُبْدِلَهُمَا رَبُّهُمَا خَيْرًا مِّنْهُ زَكَوٰةً وَأَقْرَبَ رُحْمًا
Faaradna an yubdilahuma rabbuhuma khayran minhu zakatan waaqraba ruhman
Daarom begeerden wij dat hun Heer hun een rechtvaardiger kind in ruil voor hem zou geven, en dat hen meer zou beminnen.
Contact Us
Thanks for reaching out.
We'll get back to you soon.