Oku Surat ZumarSure okuma
وَلَوْ أَنَّ لِلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ مَا فِى ٱلْأَرْضِ جَمِيعًا وَمِثْلَهُۥ مَعَهُۥ لَٱفْتَدَوْا۟ بِهِۦ مِن سُوٓءِ ٱلْعَذَابِ يَوْمَ ٱلْقِيَٰمَةِ وَبَدَا لَهُم مِّنَ ٱللَّهِ مَا لَمْ يَكُونُوا۟ يَحْتَسِبُونَ
Walaw anna lillatheena thalamoo ma fee alardi jameeAAan wamithlahu maAAahu laiftadaw bihi min sooi alAAathabi yawma alqiyamati wabada lahum mina Allahi ma lam yakoonoo yahtasiboona
Indien zij, die onrechtvaardig handelen, meesters waren van alles wat op de aarde is en nog meer daarenboven, waarlijk, zij zouden het geven om zich zelven los te koopen, van de smart der straf op den dag der opstanding, en daar zullen hun, van God verschrikkingen verschijnen, welke zij zich nimmer konden verbeelden.
وَبَدَا لَهُمْ سَيِّـَٔاتُ مَا كَسَبُوا۟ وَحَاقَ بِهِم مَّا كَانُوا۟ بِهِۦ يَسْتَهْزِءُونَ
Wabada lahum sayyiatu ma kasaboo wahaqa bihim ma kanoo bihi yastahzioona
En daar zullen hun hunne booze daden duidelijk verschijnen, en datgene, waarover zij gespot hebben, zal hen omringen.
فَإِذَا مَسَّ ٱلْإِنسَٰنَ ضُرٌّ دَعَانَا ثُمَّ إِذَا خَوَّلْنَٰهُ نِعْمَةً مِّنَّا قَالَ إِنَّمَآ أُوتِيتُهُۥ عَلَىٰ عِلْمٍۭ بَلْ هِىَ فِتْنَةٌ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَهُمْ لَا يَعْلَمُونَ
Faitha massa alinsana durrun daAAana thumma itha khawwalnahu niAAmatan minna qala innama ooteetuhu AAala AAilmin bal hiya fitnatun walakinna aktharahum la yaAAlamoona
Als de mensch door droefheid wordt getroffen, roept hij ons aan, doch daarna, als wij hem van onze gunst hebben geschonken, zegt hij: ik heb het alleen ontvangen wegens Gods bekendheid met mijne verdiensten. Integendeel, het is eene proef; maar het meerendeel hunner weet het niet.
قَدْ قَالَهَا ٱلَّذِينَ مِن قَبْلِهِمْ فَمَآ أَغْنَىٰ عَنْهُم مَّا كَانُوا۟ يَكْسِبُونَ
Qad qalaha allatheena min qablihim fama aghna AAanhum ma kanoo yaksiboona
Zij die vóór hen waren, zeiden hetzelfde; maar datgene wat zij gewonnen hebben, is hun niet van voordeel,
فَأَصَابَهُمْ سَيِّـَٔاتُ مَا كَسَبُوا۟ وَٱلَّذِينَ ظَلَمُوا۟ مِنْ هَٰٓؤُلَآءِ سَيُصِيبُهُمْ سَيِّـَٔاتُ مَا كَسَبُوا۟ وَمَا هُم بِمُعْجِزِينَ
Faasabahum sayyiatu ma kasaboo waallatheena thalamoo min haolai sayuseebuhum sayyiatu ma kasaboo wama hum bimuAAjizeena
En het booze, dat zij hebben bedreven, valt op hen. En al wie van Mekka's bewoners onrechtvaardig zal hebben gehandeld, op dien zullen eveneens de booze daden vallen, welke zij verdiend hebben,; nimmer zullen zij de goddelijke wraak verijdelen.
أَوَلَمْ يَعْلَمُوٓا۟ أَنَّ ٱللَّهَ يَبْسُطُ ٱلرِّزْقَ لِمَن يَشَآءُ وَيَقْدِرُ إِنَّ فِى ذَٰلِكَ لَءَايَٰتٍ لِّقَوْمٍ يُؤْمِنُونَ
Awalam yaAAlamoo anna Allaha yabsutu alrrizqa liman yashao wayaqdiru inna fee thalika laayatin liqawmin yuminoona
Weten zij niet, dat God zijnen voorraad overvloedig besteedt aan wien hem behaagt, en dat hij spaarzaam is naar zijn welbehagen? Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die gelooven.
قُلْ يَٰعِبَادِىَ ٱلَّذِينَ أَسْرَفُوا۟ عَلَىٰٓ أَنفُسِهِمْ لَا تَقْنَطُوا۟ مِن رَّحْمَةِ ٱللَّهِ إِنَّ ٱللَّهَ يَغْفِرُ ٱلذُّنُوبَ جَمِيعًا إِنَّهُۥ هُوَ ٱلْغَفُورُ ٱلرَّحِيمُ
Qul ya AAibadiya allatheena asrafoo AAala anfusihim la taqnatoo min rahmati Allahi inna Allaha yaghfiru alththunooba jameeAAan innahu huwa alghafooru alrraheemu
Zeg: O mijne dienaren! die tegen uwe eigene zielen hebt gezondigd, wanhoopt niet omtrent Gods genade; gij weet dat God alle zonden vergeeft; want hij is genadig en barmhartig.
وَأَنِيبُوٓا۟ إِلَىٰ رَبِّكُمْ وَأَسْلِمُوا۟ لَهُۥ مِن قَبْلِ أَن يَأْتِيَكُمُ ٱلْعَذَابُ ثُمَّ لَا تُنصَرُونَ
Waaneeboo ila rabbikum waaslimoo lahu min qabli an yatiyakumu alAAathabu thumma la tunsaroona
En weest tot uwen Heer gekeerd en onderwerpt u aan hem, voor de bedreigde straf u overvalle; want dan zult gij niet geholpen worden.
وَٱتَّبِعُوٓا۟ أَحْسَنَ مَآ أُنزِلَ إِلَيْكُم مِّن رَّبِّكُم مِّن قَبْلِ أَن يَأْتِيَكُمُ ٱلْعَذَابُ بَغْتَةً وَأَنتُمْ لَا تَشْعُرُونَ
WaittabiAAoo ahsana ma onzila ilaykum min rabbikum min qabli an yatiyakumu alAAathabu baghtatan waantum la tashAAuroona
En volgt de uitmuntendste onderrichtingen, die u van uwen Heer zijn nedergezonden, alvorens de straf plotseling op u nederkome, en gij de nadering daarvan niet bemerkt.
أَن تَقُولَ نَفْسٌ يَٰحَسْرَتَىٰ عَلَىٰ مَا فَرَّطتُ فِى جَنۢبِ ٱللَّهِ وَإِن كُنتُ لَمِنَ ٱلسَّٰخِرِينَ
An taqoola nafsun ya hasrata AAala ma farrattu fee janbi Allahi wain kuntu lamina alssakhireena
En eene ziel zegt, helaas! Ik was zorgeloos omtrent mijn plicht nopens God; waarlijk, ik was een spotter.
Contact Us
Thanks for reaching out.
We'll get back to you soon.