Oku Surat YusufSure okuma
وَقَالَ لِلَّذِى ظَنَّ أَنَّهُۥ نَاجٍ مِّنْهُمَا ٱذْكُرْنِى عِندَ رَبِّكَ فَأَنسَىٰهُ ٱلشَّيْطَٰنُ ذِكْرَ رَبِّهِۦ فَلَبِثَ فِى ٱلسِّجْنِ بِضْعَ سِنِينَ
Waqala lillathee thanna annahu najin minhuma othkurnee AAinda rabbika faansahu alshshaytanu thikra rabbihi falabitha fee alssijni bidAAa sineena
En Jozef zeide tot hem, die, naar zijn oordeel, de persoon was, welke bevrijd zou worden: Gedenk mij in tegenwoordigheid van uwen heer. Maar de duivel veroorzaakte, dat hij vergat, bij zijn heer melding van Jozef te maken, waardoor deze eenige jaren in de gevangenis bleef.
وَقَالَ ٱلْمَلِكُ إِنِّىٓ أَرَىٰ سَبْعَ بَقَرَٰتٍ سِمَانٍ يَأْكُلُهُنَّ سَبْعٌ عِجَافٌ وَسَبْعَ سُنۢبُلَٰتٍ خُضْرٍ وَأُخَرَ يَابِسَٰتٍ يَٰٓأَيُّهَا ٱلْمَلَأُ أَفْتُونِى فِى رُءْيَٰىَ إِن كُنتُمْ لِلرُّءْيَا تَعْبُرُونَ
Waqala almaliku innee ara sabAAa baqaratin simanin yakuluhunna sabAAun AAijafun wasabAAa sunbulatin khudrin waokhara yabisatin ya ayyuha almalao aftoonee fee ruyaya in kuntum lilrruya taAAburoona
En de koning van Egypte zeide: waarlijk ik zag in mijn' droom zeven vette koeien, die zeven magere koeien verslonden, en zeven groene korenaren en zeven verdroogde korenaren. O edelen! legt mij mijn visioen uit, indien gij in staat zijt dit te doen.
قَالُوٓا۟ أَضْغَٰثُ أَحْلَٰمٍ وَمَا نَحْنُ بِتَأْوِيلِ ٱلْأَحْلَٰمِ بِعَٰلِمِينَ
Qaloo adghathu ahlamin wama nahnu bitaweeli alahlami biAAalimeena
Zij antwoordden: Het zijn verwarde droomen; wij zijn niet bedreven in het uitleggen van zulke droomen.
وَقَالَ ٱلَّذِى نَجَا مِنْهُمَا وَٱدَّكَرَ بَعْدَ أُمَّةٍ أَنَا۠ أُنَبِّئُكُم بِتَأْوِيلِهِۦ فَأَرْسِلُونِ
Waqala allathee naja minhuma waiddakara baAAda ommatin ana onabbiokum bitaweelihi faarsilooni
En Jozefs medegevangene, die bevrijd was, zeide (want hij herinnerde zich Jozef, na verloop van eenigen tijd): Ik zal u de uitlegging daarvan geven, laat mij dus tot den persoon gaan, die mij dien droom zal verklaren.
يُوسُفُ أَيُّهَا ٱلصِّدِّيقُ أَفْتِنَا فِى سَبْعِ بَقَرَٰتٍ سِمَانٍ يَأْكُلُهُنَّ سَبْعٌ عِجَافٌ وَسَبْعِ سُنۢبُلَٰتٍ خُضْرٍ وَأُخَرَ يَابِسَٰتٍ لَّعَلِّىٓ أَرْجِعُ إِلَى ٱلنَّاسِ لَعَلَّهُمْ يَعْلَمُونَ
Yoosufu ayyuha alssiddeequ aftina fee sabAAi baqaratin simanin yakuluhunna sabAAun AAijafun wasabAAi sunbulatin khudrin waokhara yabisatin laAAallee arjiAAu ila alnnasi laAAallahum yaAAlamoona
En hij ging naar de gevangenis en zeide: O Jozef! waarheidlievend man, geeft ons de uitlegging van zeven vette koeien, die zeven magere koeien verslonden, en van zeven groene korenaren en zeven verdroogde korenaren, welke de koning in zijn' droom zag, opdat ik kunne terugkeeren tot de personen die mij hebben gezonden, en zij dit wellicht mogen verstaan.
قَالَ تَزْرَعُونَ سَبْعَ سِنِينَ دَأَبًا فَمَا حَصَدتُّمْ فَذَرُوهُ فِى سُنۢبُلِهِۦٓ إِلَّا قَلِيلًا مِّمَّا تَأْكُلُونَ
Qala tazraAAoona sabAAa sineena daaban fama hasadtum fatharoohu fee sunbulihi illa qaleelan mimma takuloona
Jozef antwoordde: Gij zult zooals gewoonlijk zaaien, en het graan dat gij gemaaid zult hebben, zult gij in zijne aren laten, behalve eene kleine hoeveelheid, waarvan gij moogt eten.
ثُمَّ يَأْتِى مِنۢ بَعْدِ ذَٰلِكَ سَبْعٌ شِدَادٌ يَأْكُلْنَ مَا قَدَّمْتُمْ لَهُنَّ إِلَّا قَلِيلًا مِّمَّا تُحْصِنُونَ
Thumma yatee min baAAdi thalika sabAAun shidadun yakulna ma qaddamtum lahunna illa qaleelan mimma tuhsinoona
Dan zullen, na deze, zeven jaren van strengen hongersnood komen, die verteren zullen, wat gij als voorraad daarvoor hebt verzameld, behalve eene kleine hoeveelheid die gij bewaard zult hebben.
ثُمَّ يَأْتِى مِنۢ بَعْدِ ذَٰلِكَ عَامٌ فِيهِ يُغَاثُ ٱلنَّاسُ وَفِيهِ يَعْصِرُونَ
Thumma yatee min baAAdi thalika AAamun feehi yughathu alnnasu wafeehi yaAAsiroona
Dan zal er een jaar komen, dat de menschen veel regen hebben en de druiven uitpersen zullen.
وَقَالَ ٱلْمَلِكُ ٱئْتُونِى بِهِۦ فَلَمَّا جَآءَهُ ٱلرَّسُولُ قَالَ ٱرْجِعْ إِلَىٰ رَبِّكَ فَسْـَٔلْهُ مَا بَالُ ٱلنِّسْوَةِ ٱلَّٰتِى قَطَّعْنَ أَيْدِيَهُنَّ إِنَّ رَبِّى بِكَيْدِهِنَّ عَلِيمٌ
Waqala almaliku itoonee bihi falamma jaahu alrrasoolu qala irjiAA ila rabbika faisalhu ma balu alnniswati allatee qattaAAna aydiyahunna inna rabbee bikaydihinna AAaleemun
En toen de opperschenker dit had overgebracht, zeide de Koning: Breng hem tot mij. En toen de boodschapper tot Jozef kwam, zeide deze: Keer tot uwen heer terug en vraag hem af, wat de bedoeling der vrouwen was, die hare handen afsneden; want mijn Heer kent den valstrik wel dien zij mij spannen
قَالَ مَا خَطْبُكُنَّ إِذْ رَٰوَدتُّنَّ يُوسُفَ عَن نَّفْسِهِۦ قُلْنَ حَٰشَ لِلَّهِ مَا عَلِمْنَا عَلَيْهِ مِن سُوٓءٍ قَالَتِ ٱمْرَأَتُ ٱلْعَزِيزِ ٱلْـَٰٔنَ حَصْحَصَ ٱلْحَقُّ أَنَا۠ رَٰوَدتُّهُۥ عَن نَّفْسِهِۦ وَإِنَّهُۥ لَمِنَ ٱلصَّٰدِقِينَ
Qala ma khatbukunna ith rawadtunna yoosufa AAan nafsihi qulna hasha lillahi ma AAalimna AAalayhi min sooin qalati imraatu alAAazeezi alana hashasa alhaqqu ana rawadtuhu AAan nafsihi wainnahu lamina alssadiqeena
En toen de vrouwen voor den koning waren verzameld, zeide hij tot haar: Wat was uwe bedoeling toen gij Jozef tot eene onwettige liefde aanspoordet? Zij antwoordden: God zij geloofd! Wij weten geen kwaad van hem. De vrouw van den edelman (Aziz) zeide: Thans is de waarheid duidelijk geworden: Ik verzocht hem bij mij te liggen, en hij is een dergenen die waarheid spreken.
Contact Us

Thanks for reaching out.
We'll get back to you soon.