Baca Surah Yusufdengan terjemahan
وَقَالَ لِفِتْيَٰنِهِ ٱجْعَلُوا۟ بِضَٰعَتَهُمْ فِى رِحَالِهِمْ لَعَلَّهُمْ يَعْرِفُونَهَآ إِذَا ٱنقَلَبُوٓا۟ إِلَىٰٓ أَهْلِهِمْ لَعَلَّهُمْ يَرْجِعُونَ
Waqala lifityanihi ijAAaloo bidaAAatahum fee rihalihim laAAallahum yaAArifoonaha itha inqalaboo ila ahlihim laAAallahum yarjiAAoona
En Jozef zeide tot zijne dienaren: Leg hun geld, dat zij voor hun koren hebben betaald, in hunne zakken, opdat zij het bemerken als zij tot hun gezin zijn teruggekeerd; misschien komen zij tot ons terug.
فَلَمَّا رَجَعُوٓا۟ إِلَىٰٓ أَبِيهِمْ قَالُوا۟ يَٰٓأَبَانَا مُنِعَ مِنَّا ٱلْكَيْلُ فَأَرْسِلْ مَعَنَآ أَخَانَا نَكْتَلْ وَإِنَّا لَهُۥ لَحَٰفِظُونَ
Falamma rajaAAoo ila abeehim qaloo ya abana muniAAa minna alkaylu faarsil maAAana akhana naktal wainna lahu lahafithoona
En toen zij tot hunnen vader waren teruggekeerd, zeiden zij: O vader! het is verboden ons nog koren te meten, tenzij wij onzen broeder Benjamin mede nemen; zend dus onzen broeder met ons, en men zal ons koren afleveren; en, waarlijk, wij zullen hem voor alle ongevallen behoeden.
قَالَ هَلْ ءَامَنُكُمْ عَلَيْهِ إِلَّا كَمَآ أَمِنتُكُمْ عَلَىٰٓ أَخِيهِ مِن قَبْلُ فَٱللَّهُ خَيْرٌ حَٰفِظًا وَهُوَ أَرْحَمُ ٱلرَّٰحِمِينَ
Qala hal amanukum AAalayhi illa kama amintukum AAala akheehi min qablu faAllahu khayrun hafithan wahuwa arhamu alrrahimeena
Jacob antwoordde: Zou ik hem u met beter gevolg toevertrouwen, dan ik u vroeger uwen broeder Jozef toevertrouwde? Maar God is de beste bewaker, en hij is de barmhartigste.
وَلَمَّا فَتَحُوا۟ مَتَٰعَهُمْ وَجَدُوا۟ بِضَٰعَتَهُمْ رُدَّتْ إِلَيْهِمْ قَالُوا۟ يَٰٓأَبَانَا مَا نَبْغِى هَٰذِهِۦ بِضَٰعَتُنَا رُدَّتْ إِلَيْنَا وَنَمِيرُ أَهْلَنَا وَنَحْفَظُ أَخَانَا وَنَزْدَادُ كَيْلَ بَعِيرٍ ذَٰلِكَ كَيْلٌ يَسِيرٌ
Walamma fatahoo mataAAahum wajadoo bidaAAatahum ruddat ilayhim qaloo ya abana ma nabghee hathihi bidaAAatuna ruddat ilayna wanameeru ahlana wanahfathu akhana wanazdadu kayla baAAeerin thalika kaylun yaseerun
En toen zij hunne zakken openden, vonden zij dat hun geld was teruggegeven, en zij zeiden: O vader! wat verlangen wij meer? Dit ons geld is ons teruggegeven; wij zullen dus wederkeeren en koren voor onze gezinnen koopen; wij zullen voor onzen broeder zorgen, en wij zullen een kameellast meer ontvangen dan den laatsten keer. Dit is eene kleine hoeveelheid.
قَالَ لَنْ أُرْسِلَهُۥ مَعَكُمْ حَتَّىٰ تُؤْتُونِ مَوْثِقًا مِّنَ ٱللَّهِ لَتَأْتُنَّنِى بِهِۦٓ إِلَّآ أَن يُحَاطَ بِكُمْ فَلَمَّآ ءَاتَوْهُ مَوْثِقَهُمْ قَالَ ٱللَّهُ عَلَىٰ مَا نَقُولُ وَكِيلٌ
Qala lan orsilahu maAAakum hatta tutooni mawthiqan mina Allahi latatunnanee bihi illa an yuhata bikum falamma atawhu mawthiqahum qala Allahu AAala ma naqoolu wakeelun
Jacob zeide: ik wil hem volstrekt niet met u zenden, tenzij gij mij eene plechtige belofte aflegt en bij God zweert, dat gij hem zekerlijk tot mij zult terugbrengen, behalve wanneer zich een onoverkomelijke hinderpaal daartegen opdoet. En toen zij hem hunne plechtige belofte hadden gegeven, zeide hij: God is getuige van hetgeen wij zeggen.
وَقَالَ يَٰبَنِىَّ لَا تَدْخُلُوا۟ مِنۢ بَابٍ وَٰحِدٍ وَٱدْخُلُوا۟ مِنْ أَبْوَٰبٍ مُّتَفَرِّقَةٍ وَمَآ أُغْنِى عَنكُم مِّنَ ٱللَّهِ مِن شَىْءٍ إِنِ ٱلْحُكْمُ إِلَّا لِلَّهِ عَلَيْهِ تَوَكَّلْتُ وَعَلَيْهِ فَلْيَتَوَكَّلِ ٱلْمُتَوَكِّلُونَ
Waqala ya baniyya la tadkhuloo min babin wahidin waodkhuloo min abwabin mutafarriqatin wama oghnee AAankum mina Allahi min shayin ini alhukmu illa lillahi AAalayhi tawakkaltu waAAalayhi falyatawakkali almutawakkiloona
En hij zeide: Mijne zonen treedt de stad niet allen door ééne poort binnen, maar gaat door verschillende poorten binnen. Doch deze voorzorg zal u niet tot voordeel strekken tegen Gods besluit; want het oordeel behoort Gode alleen: in hem stel ik mijn vertrouwen, en laat hen, die zoeken onderworpen te zijn, dit in hem stellen.
وَلَمَّا دَخَلُوا۟ مِنْ حَيْثُ أَمَرَهُمْ أَبُوهُم مَّا كَانَ يُغْنِى عَنْهُم مِّنَ ٱللَّهِ مِن شَىْءٍ إِلَّا حَاجَةً فِى نَفْسِ يَعْقُوبَ قَضَىٰهَا وَإِنَّهُۥ لَذُو عِلْمٍ لِّمَا عَلَّمْنَٰهُ وَلَٰكِنَّ أَكْثَرَ ٱلنَّاسِ لَا يَعْلَمُونَ
Walamma dakhaloo min haythu amarahum aboohum ma kana yughnee AAanhum mina Allahi min shayin illa hajatan fee nafsi yaAAqooba qadaha wainnahu lathoo AAilmin lima AAallamnahu walakinna akthara alnnasi la yaAAlamoona
En toen zij de stad binnenkwamen, zooals hun vader hun had bevolen, was het hun niet van oordeel tegen Gods besluit, en het diende alleen om de begeerte van Jacobs ziel te bevredigen, die het hun had gelast; want hij was begiftigd met de kennis, waarin wij hem hadden onderwezen; maar het grootste deel der menschen begrijpt niet.
وَلَمَّا دَخَلُوا۟ عَلَىٰ يُوسُفَ ءَاوَىٰٓ إِلَيْهِ أَخَاهُ قَالَ إِنِّىٓ أَنَا۠ أَخُوكَ فَلَا تَبْتَئِسْ بِمَا كَانُوا۟ يَعْمَلُونَ
Walamma dakhaloo AAala yoosufa awa ilayhi akhahu qala innee ana akhooka fala tabtais bima kanoo yaAAmaloona
En toen zij in tegenwoordigheid van Jozef kwamen, ontving hij zijnen broeder Benjamin als zijn gast en zeide: Waarlijk, ik ben uw broeder; wees dus niet bedroefd om hetgeen zij tegen mij hebben bedreven.
فَلَمَّا جَهَّزَهُم بِجَهَازِهِمْ جَعَلَ ٱلسِّقَايَةَ فِى رَحْلِ أَخِيهِ ثُمَّ أَذَّنَ مُؤَذِّنٌ أَيَّتُهَا ٱلْعِيرُ إِنَّكُمْ لَسَٰرِقُونَ
Falamma jahhazahum bijahazihim jaAAala alssiqayata fee rahli akheehi thumma aththana muaththinun ayyatuha alAAeeru innakum lasariqoona
En toen hij hen van hunne levensmiddelen had voorzien, legde hij zijn beker in den zak van zijn broeder Benjamin. En een uitroeper riep hen achterna, zeggende: O gezelschap van reizigers! waarlijk gij zijt dieven.
قَالُوا۟ وَأَقْبَلُوا۟ عَلَيْهِم مَّاذَا تَفْقِدُونَ
Qaloo waaqbaloo AAalayhim matha tafqidoona
Zij keerden zich om en zeiden: Wat vermist gij?
Contact Us
Thanks for reaching out.
We'll get back to you soon.