Oku Surat MaidahSure okuma
وَقَالَتِ ٱلْيَهُودُ يَدُ ٱللَّهِ مَغْلُولَةٌ غُلَّتْ أَيْدِيهِمْ وَلُعِنُوا۟ بِمَا قَالُوا۟ بَلْ يَدَاهُ مَبْسُوطَتَانِ يُنفِقُ كَيْفَ يَشَآءُ وَلَيَزِيدَنَّ كَثِيرًا مِّنْهُم مَّآ أُنزِلَ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ طُغْيَٰنًا وَكُفْرًا وَأَلْقَيْنَا بَيْنَهُمُ ٱلْعَدَٰوَةَ وَٱلْبَغْضَآءَ إِلَىٰ يَوْمِ ٱلْقِيَٰمَةِ كُلَّمَآ أَوْقَدُوا۟ نَارًا لِّلْحَرْبِ أَطْفَأَهَا ٱللَّهُ وَيَسْعَوْنَ فِى ٱلْأَرْضِ فَسَادًا وَٱللَّهُ لَا يُحِبُّ ٱلْمُفْسِدِينَ
Waqalati alyahoodu yadu Allahi maghloolatun ghullat aydeehim waluAAinoo bima qaloo bal yadahu mabsootatani yunfiqu kayfa yashao walayazeedanna katheeran minhum ma onzila ilayka min rabbika tughyanan wakufran waalqayna baynahumu alAAadawata waalbaghdaa ila yawmi alqiyamati kullama awqadoo naran lilharbi atfaaha Allahu wayasAAawna fee alardi fasadan waAllahu la yuhibbu almufsideena
De Joden zeggen, de hand van God is geketend. Hunne handen zullen geketend zijn, en zij zullen gevloekt worden, om hetgeen zij hebben gezegd. Neen! zijne beide handen zijn geopend; Hij beschikt naar zijn welbehagen. Wat u van uwen Heer is neder gezonden zal de zonde en de ongetrouwheid van velen hunner vermeerderen, en wij hebben de vijandschap en den haat tusschen hen geplaatst, tot op den dag der opstanding. Zoo dikwijls zij het oorlogsvuur zullen ontsteken, zal God het uitblusschen, en zij zullen in hun binnenste besluiten, slecht op aarde te handelen; maar God bemint de boozen niet.
وَلَوْ أَنَّ أَهْلَ ٱلْكِتَٰبِ ءَامَنُوا۟ وَٱتَّقَوْا۟ لَكَفَّرْنَا عَنْهُمْ سَيِّـَٔاتِهِمْ وَلَأَدْخَلْنَٰهُمْ جَنَّٰتِ ٱلنَّعِيمِ
Walaw anna ahla alkitabi amanoo waittaqaw lakaffarna AAanhum sayyiatihim walaadkhalnahum jannati alnnaAAeemi
Daarom, indien zij, die de schriften hebben ontvangen, gelooven en God vreezen zullen wij zeker hunne zonden uitwisschen, en wij zullen hen in genoegelijke tuinen voeren;
وَلَوْ أَنَّهُمْ أَقَامُوا۟ ٱلتَّوْرَىٰةَ وَٱلْإِنجِيلَ وَمَآ أُنزِلَ إِلَيْهِم مِّن رَّبِّهِمْ لَأَكَلُوا۟ مِن فَوْقِهِمْ وَمِن تَحْتِ أَرْجُلِهِم مِّنْهُمْ أُمَّةٌ مُّقْتَصِدَةٌ وَكَثِيرٌ مِّنْهُمْ سَآءَ مَا يَعْمَلُونَ
Walaw annahum aqamoo alttawrata waalinjeela wama onzila ilayhim min rabbihim laakaloo min fawqihim wamin tahti arjulihim minhum ommatun muqtasidatun wakatheerun minhum saa ma yaAAmaloona
En indien zij den pentateuch in acht nemen en het evangelie en dat wat vroeger door hunnen Heer werd nedergezonden, zullen zij zeker eten van goede spijzen, van boven hen en onder hunnen voet. Onder hen zijn er, die oprecht handelen; maar hoe slecht is het wat velen onder hen doen!
يَٰٓأَيُّهَا ٱلرَّسُولُ بَلِّغْ مَآ أُنزِلَ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ وَإِن لَّمْ تَفْعَلْ فَمَا بَلَّغْتَ رِسَالَتَهُۥ وَٱللَّهُ يَعْصِمُكَ مِنَ ٱلنَّاسِ إِنَّ ٱللَّهَ لَا يَهْدِى ٱلْقَوْمَ ٱلْكَٰفِرِينَ
Ya ayyuha alrrasoolu balligh ma onzila ilayka min rabbika wain lam tafAAal fama ballaghta risalatahu waAllahu yaAAsimuka mina alnnasi inna Allaha la yahdee alqawma alkafireena
O, profeet! maakt het geheel bekend, wat u door uwen Heer werd nedergezonden; want indien gij het niet doet, vervult gij niet uwen last, en God zal verdedigen tegen de boozen; want God leidt de ongeloovigen niet.
قُلْ يَٰٓأَهْلَ ٱلْكِتَٰبِ لَسْتُمْ عَلَىٰ شَىْءٍ حَتَّىٰ تُقِيمُوا۟ ٱلتَّوْرَىٰةَ وَٱلْإِنجِيلَ وَمَآ أُنزِلَ إِلَيْكُم مِّن رَّبِّكُمْ وَلَيَزِيدَنَّ كَثِيرًا مِّنْهُم مَّآ أُنزِلَ إِلَيْكَ مِن رَّبِّكَ طُغْيَٰنًا وَكُفْرًا فَلَا تَأْسَ عَلَى ٱلْقَوْمِ ٱلْكَٰفِرِينَ
Qul ya ahla alkitabi lastum AAala shayin hatta tuqeemoo alttawrata waalinjeela wama onzila ilaykum min rabbikum walayazeedanna katheeran minhum ma onzila ilayka min rabbika tughyanan wakufran fala tasa AAala alqawmi alkafireena
Zeg: o gij! die de schriften hebt ontvangen, gij zijt met niets grondig bekend, indien gij niet den pentateuch en het evangelie in acht neemt, en dat wat door uwen Heer is nedergezonden. Dat wat door uwen Heer is nedergezonden, zal zeker de boosheid en de ontrouw van velen hunner vermeerderen; maar bekreun u niet om de ongeloovigen.
إِنَّ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوا۟ وَٱلَّذِينَ هَادُوا۟ وَٱلصَّٰبِـُٔونَ وَٱلنَّصَٰرَىٰ مَنْ ءَامَنَ بِٱللَّهِ وَٱلْيَوْمِ ٱلْءَاخِرِ وَعَمِلَ صَٰلِحًا فَلَا خَوْفٌ عَلَيْهِمْ وَلَا هُمْ يَحْزَنُونَ
Inna allatheena amanoo waallatheena hadoo waalssabioona waalnnasara man amana biAllahi waalyawmi alakhiri waAAamila salihan fala khawfun AAalayhim wala hum yahzanoona
Waarlijk zij die gelooven, en de Joden, en de Sabeïsten en de Christenen, wie hunner in God gelooven, in den jongsten dag, en weldoen, geen vrees zal over hen komen en nimmer zullen zij bedroefd worden.
لَقَدْ أَخَذْنَا مِيثَٰقَ بَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ وَأَرْسَلْنَآ إِلَيْهِمْ رُسُلًا كُلَّمَا جَآءَهُمْ رَسُولٌۢ بِمَا لَا تَهْوَىٰٓ أَنفُسُهُمْ فَرِيقًا كَذَّبُوا۟ وَفَرِيقًا يَقْتُلُونَ
Laqad akhathna meethaqa banee israeela waarsalna ilayhim rusulan kullama jaahum rasoolun bima la tahwa anfusuhum fareeqan kaththaboo wafareeqan yaqtuloona
Wij hebben vroeger het verbond van de kinderen Israëls aangenomen en gezanten tot hen gezonden. Zoo dikwijls een apostel tot hen kwam, met dat wat hunne zielen niet begeerden, beschuldigden zij sommigen van hen van misleiding, en doodden eenigen van hen.
وَحَسِبُوٓا۟ أَلَّا تَكُونَ فِتْنَةٌ فَعَمُوا۟ وَصَمُّوا۟ ثُمَّ تَابَ ٱللَّهُ عَلَيْهِمْ ثُمَّ عَمُوا۟ وَصَمُّوا۟ كَثِيرٌ مِّنْهُمْ وَٱللَّهُ بَصِيرٌۢ بِمَا يَعْمَلُونَ
Wahasiboo alla takoona fitnatun faAAamoo wasammoo thumma taba Allahu AAalayhim thumma AAamoo wasammoo katheerun minhum waAllahu baseerun bima yaAAmaloona
Zij verbeeldden zich dat zij daarvoor niet zouden worden gestraft, en zij werden blind en doof. Daarop wendde God zich tot hen, daarna werden velen van hen blind en doof, maar God zag wat zij deden.
لَقَدْ كَفَرَ ٱلَّذِينَ قَالُوٓا۟ إِنَّ ٱللَّهَ هُوَ ٱلْمَسِيحُ ٱبْنُ مَرْيَمَ وَقَالَ ٱلْمَسِيحُ يَٰبَنِىٓ إِسْرَٰٓءِيلَ ٱعْبُدُوا۟ ٱللَّهَ رَبِّى وَرَبَّكُمْ إِنَّهُۥ مَن يُشْرِكْ بِٱللَّهِ فَقَدْ حَرَّمَ ٱللَّهُ عَلَيْهِ ٱلْجَنَّةَ وَمَأْوَىٰهُ ٱلنَّارُ وَمَا لِلظَّٰلِمِينَ مِنْ أَنصَارٍ
Laqad kafara allatheena qaloo inna Allaha huwa almaseehu ibnu maryama waqala almaseehu ya banee israeela oAAbudoo Allaha rabbee warabbakum innahu man yushrik biAllahi faqad harrama Allahu AAalayhi aljannata wamawahu alnnaru wama lilththalimeena min ansarin
Zij zijn zeker ongeloovigen, die zeggen: waarlijk, Christus, de zoon van Maria, is God, daar toch Christus zeide: O, kinderen Israëls! dient God, mijn Heer en de uwe; wie een ander naast God plaatst, zal door God van het paradijs uitgesloten worden, en het hellevuur zal zijne woning zijn; en de goddeloozen zullen niemand hebben, die hen helpt.
لَّقَدْ كَفَرَ ٱلَّذِينَ قَالُوٓا۟ إِنَّ ٱللَّهَ ثَالِثُ ثَلَٰثَةٍ وَمَا مِنْ إِلَٰهٍ إِلَّآ إِلَٰهٌ وَٰحِدٌ وَإِن لَّمْ يَنتَهُوا۟ عَمَّا يَقُولُونَ لَيَمَسَّنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوا۟ مِنْهُمْ عَذَابٌ أَلِيمٌ
Laqad kafara allatheena qaloo inna Allaha thalithu thalathatin wama min ilahin illa ilahun wahidun wain lam yantahoo AAamma yaqooloona layamassanna allatheena kafaroo minhum AAathabun aleemun
Zij zijn waarlijk ongeloovigen, die zeggen: God is de derde der drieëenheid, want er is geen God behalve den eenigen God, en indien zij niet terugkomen van hetgeen zij zeggen, eene pijnlijke straf zal hun worden opgelegd, daar zij ongeloovigen zijn.
Contact Us
Thanks for reaching out.
We'll get back to you soon.